Het was net alsof iemand mijn ongeboren baby lelijk had genoemd.
Ik stond daar, op de locatie van mijn manuscript in wording. Daar waar de geschiedenis ademde, waar ik hoopte inspiratie op te doen. Het was spannend voor me om langs te gaan, want dan zou het idee dat tot dusver in mijn hoofd had gezeten toch echt vorm gaan krijgen, maar na al die jaren had ik mezelf een schop onder mijn kont gegeven. Gewoon gaan, had ik mezelf verteld.
Ik had mijn mond willen houden, mijn geheim nog even willen bewaren, maar… waar het hart van vol is, loopt de mond van over. En voor ik het wist, had ik de vrouw achter de balie medegedeeld dat ik van plan was een boek te schrijven.
Mijn god, waarom nou.
De vrouw keek me vriendelijk, maar ietwat meewarig vanachter haar bril aan terwijl ze me mijn pas aangeschafte boeken aanreikte. Een schrijver moet tenslotte research doen.
“Oh?” Zei ze. “Je gaat een boek over ons schrijven? Wat leuk.”
Ik knikte.
“Ben je al gepubliceerd?” vroeg ze.
“Nee.” Ik hupte onzeker van mijn ene been op mijn andere. Verdomme. Nu zag ik er nog bijna uit als een schoolmeisje dat was betrapt op iets onbehoorlijks.
“Er is vanmiddag een andere auteur langsgeweest om ook inspiratie op te doen.” Ging de vrouw onverstoorbaar verder, niets merkend van mijn ongemak. “Hij heet J. Doe, heeft al twee boeken op zijn naam. Zegt dat je iets?”
Ik haalde mijn schouders op, ietwat opgelucht dat het waarschijnlijk geen te vast gevestigde schrijver was. Er was dus nog hoop.
“Hij schrijft dus een boek over ons.”
De moed zonk me in mijn schoenen. Hoe kon ik ook denken dat mijn idee origineel was geweest?
“Het is dan ook een inspirerende plek.” Wist ik uit te brengen terwijl ik mijn boeken in een linnen tasje van het Klaverblad propte.
“Ja hè!” De vrouw glunderde. “We zijn er ook heel trots op om het aan de buitenwereld te laten zien.”
Ik perste er een glimlach uit en zei haar gedag. Op weg naar buiten voelde ik haar ogen in mijn rug prikken. Buiten aangekomen haalde ik eens diep adem.
Oh, wat baalde ik. Voor het eerst had ik mijn baby aan een vreemde getoond, had ik vol vertrouwen in mezelf de buitenwereld kenbaar gemaakt van het talent dat ik denk te bezitten. En wat kreeg ik ervoor terug? Ha, het gevoel dat mijn ongeboren verhaal een tweederangsburger is. Een onorigineel idee waar, mijn schildpad-tempo kennende, niemand straks meer op zit te wachten. Ik ging naar huis met een naar gevoel in mijn maag. Verslagen, omdat alles wat ik zou willen vertellen, als eens is gezegd.
Maar toen herinnerde ik me de quote van Asha Dornfest.
Ik weet niet wat meneer J. Doe gaat schrijven en of hij het ooit publiceert, maar ik weet zeker dat het niet te vergelijken valt met wat ik van plan ben. En als dit wel zo is, so what? Het zijn mijn woorden, mijn karakters, mijn verhaal. Al word ik nooit gepubliceerd, het schrijfproces en de sensaties die daarbij horen zullen altijd van mij zijn.